Hij grinnikte om haar opmerking, en terwijl dit haar vanbinnen bijna trots maakte, bleef ze hem onderzoekend aankijken. Hij, op zijn beurt, vertelde haar dat hij haar nieuwe uitspraken wel kon waarderen en zette tegelijkertijd een stap in haar richting, het zwaard nog altijd in zijn hand. “Ik leer snel,” antwoordde ze. Zijn opmerking had een blos op haar wangen getoverd en ze hoopte dat dit maar slecht te zien was in het lantarenlicht. Echter, met iedere stap die hij in haar richting zou zetten, zou de kans dat deze blos niet zou opvallen steeds kleiner worden. “Maar hoezeer ik het ook betreur, moet ik je toch ongelijk geven.”
Jiaqi wilde registreren wat dit betekende, wat ze hieruit zou kunnen opmaken en hoe dit van nut kon zijn voor haar taak, maar direct nadat hij dit had gezegd, deed hij nog een stap in haar richting, wat haar iedere kans ontnam om de woorden op te slaan. Hij stond inmiddels zo dicht op haar dat ze de warmte van zijn lichaam voelde afstralen. Haar adem stokte in haar keel en met grote ogen keek ze naar hem op. Haar brein functioneerde simpelweg niet meer – er was kortsluiting. Ze had geen idee waar hij mee bezig was, net zo min als ze het idee had waar zij mee bezig was, maar achtte het haast onmogelijk dat dit was waar het op leek. En dit was hetgeen waar ze het meest mee zat: zoals je bij het opgooien van een munt je vaak realiseert wat je éigenlijk wilt wanneer de munt nog in de lucht is, zo realiseerde zij zich op dit moment, waarop het nog alle kanten op kon gaan, hoe ze eigenlijk wilde dat deze situatie uitpakte. En hoe ze wilde dat dit zou uitpakken, was verschrikkelijk ongehoord.
Ook tijdens de dans hadden ze zo dicht op elkaar gestaan, maar nu ze alleen – écht alleen – en op zijn schip waren, zonder de luide muziek en het gelach van de massa om hen heen, voelde het zo anders. Zoveel intenser. Hij pakte haar hand en het voelde alsof Jiaqi haar hart twee keer ronddraaide in haar borstkas. Ze hapte naar adem – een in feite zeer kleine, amper merkbare actie maar waarvan ze toch bang was dat hij het zou zien – en keek naar haar hand in de zijne, en hoe hij langzaam haar vingers open vouwde. Jiaqi wilde dood. Of was dood. Of nee, ze wilde helemaal niks, maar ze kon niet meer nadenken en het voelde alsof haar hart uit haar lichaam zou breken en tegelijkertijd alsof ze ieder moment zou kunnen flauwvallen. Het was de drank. Natuurlijk was het de drank. Hij had haar dronken gevoerd en nu gebruikte hij letterlijk al zijn charmes om deze integere, vrome priesteres om zijn vinger te winden zoals hij dat duidelijk bij iedere vrouw zou kunnen. (Natuurlijk was ze zich er volkomen van bewust dat zíj zichzelf – en zelfs deels hem – dronken had gevoerd, dat zij de minst integere, vrome priesteres was op de gehele aardbol en, nog veel belangrijker, dat dit stiekem alles was wat ze wilde).
Maar de opgebouwde spanning nam een hele andere wending en hij plaatste, zeer braaf, het zwaard in haar handpalm, welke een stukje naar beneden schoot onder het gewicht van het prachtig versierde ding. “Daarom,” sprak hij, en ze volgde zijn blik naar het heft, waar in sierlijke letters de naam Alexander de Bois stond gegrafeerd. De Bois. Ze slikte. De Bois. Iedereen met het kleinste beetje kennis van Athea wist dat de de Bois de heersende, koninklijke familie waren. Nog iets meer kennis, en men wist dat de huidige koning Alexander heette. Ze keek op van het zwaard naar Flynn en besefte dat ze hier niet zomaar voor iemand stond, maar voor een lid van een koningshuis. De neef van de koning van Athea. De koning van Athea. Was haar visioen niet volledig gericht geweest op een koning? En de vlaggen, het wapen, alles kwam haar bekend voor. Het beeld van Flynn de Bois afgetekend tegen de kooi met de witte pauw erin. Haar pupillen schoten in hoog tempo heen en weer terwijl ze nadacht en alles probeerde te laten bezinken.
Toen ze diep inademde om zichzelf te kalmeren, richtte ze haar ogen weer op naar Flynn. Achter hem, door de kleine, hoge raampjes, zag ze hoe de nacht niet meer zwart was, maar langzaam over ging in lichtere kleuren. Het werd ochtend. Het werd ochtend, en zij was een gigantisch eind verwijderd van de tempel waar ze deze nácht – en dus niet deze ochtend – was terugverwacht. “Oh nee-“ mompelde ze. Verder had ze nog altijd niets gezegd, en ze voelde zich zo dom. Ze had geen idee wat ze moest doen, wat ze moest zeggen. Ze wist dat Flynn waarschijnlijk verwachtte dat ze onder de indruk was en dit was ze ongetwijfeld, maar de consequenties van het zien van deze naam op het zwaard waren voor haar veel groter dan enkel verbazing of verlegenheid. En ze zag geen enkele manier waarop ze Flynn daar nu over kon vertellen en tegelijkertijd geen enkele manier waarop ze nu kon doen alsof ze wel enkel trots was om nu in de aanwezigheid van koninklijk bloed te zijn. Het enige wat ze wist, was dat ze zo snel mogelijk terug moest naar de tempel in de hoop dat niemand haar had gemist en dat ze ongemerkt bij haar bed zou kunnen komen.
“Ik moet – eh, ik moet gaan,” sprak ze wat hakkelend. Voorzichtig legde ze het zwaard neer, maar pakte vervolgens zijn hand weer om, terwijl ze een veel te late buiging maakte, haar lippen op de zegelring aan zijn vinger te drukken, zoals dat de bedoeling was bij leden van de koninklijke familie. “If you would excuse me, Your Highness,” bij dit laatste grijnsde ze speels en zonder te wachten of hij haar zou excuseren draaide ze zich om en verdween ze met wapperende rokken terug het dek op, de loopplank over, de haven uit.
Jiaqi wilde registreren wat dit betekende, wat ze hieruit zou kunnen opmaken en hoe dit van nut kon zijn voor haar taak, maar direct nadat hij dit had gezegd, deed hij nog een stap in haar richting, wat haar iedere kans ontnam om de woorden op te slaan. Hij stond inmiddels zo dicht op haar dat ze de warmte van zijn lichaam voelde afstralen. Haar adem stokte in haar keel en met grote ogen keek ze naar hem op. Haar brein functioneerde simpelweg niet meer – er was kortsluiting. Ze had geen idee waar hij mee bezig was, net zo min als ze het idee had waar zij mee bezig was, maar achtte het haast onmogelijk dat dit was waar het op leek. En dit was hetgeen waar ze het meest mee zat: zoals je bij het opgooien van een munt je vaak realiseert wat je éigenlijk wilt wanneer de munt nog in de lucht is, zo realiseerde zij zich op dit moment, waarop het nog alle kanten op kon gaan, hoe ze eigenlijk wilde dat deze situatie uitpakte. En hoe ze wilde dat dit zou uitpakken, was verschrikkelijk ongehoord.
Ook tijdens de dans hadden ze zo dicht op elkaar gestaan, maar nu ze alleen – écht alleen – en op zijn schip waren, zonder de luide muziek en het gelach van de massa om hen heen, voelde het zo anders. Zoveel intenser. Hij pakte haar hand en het voelde alsof Jiaqi haar hart twee keer ronddraaide in haar borstkas. Ze hapte naar adem – een in feite zeer kleine, amper merkbare actie maar waarvan ze toch bang was dat hij het zou zien – en keek naar haar hand in de zijne, en hoe hij langzaam haar vingers open vouwde. Jiaqi wilde dood. Of was dood. Of nee, ze wilde helemaal niks, maar ze kon niet meer nadenken en het voelde alsof haar hart uit haar lichaam zou breken en tegelijkertijd alsof ze ieder moment zou kunnen flauwvallen. Het was de drank. Natuurlijk was het de drank. Hij had haar dronken gevoerd en nu gebruikte hij letterlijk al zijn charmes om deze integere, vrome priesteres om zijn vinger te winden zoals hij dat duidelijk bij iedere vrouw zou kunnen. (Natuurlijk was ze zich er volkomen van bewust dat zíj zichzelf – en zelfs deels hem – dronken had gevoerd, dat zij de minst integere, vrome priesteres was op de gehele aardbol en, nog veel belangrijker, dat dit stiekem alles was wat ze wilde).
Maar de opgebouwde spanning nam een hele andere wending en hij plaatste, zeer braaf, het zwaard in haar handpalm, welke een stukje naar beneden schoot onder het gewicht van het prachtig versierde ding. “Daarom,” sprak hij, en ze volgde zijn blik naar het heft, waar in sierlijke letters de naam Alexander de Bois stond gegrafeerd. De Bois. Ze slikte. De Bois. Iedereen met het kleinste beetje kennis van Athea wist dat de de Bois de heersende, koninklijke familie waren. Nog iets meer kennis, en men wist dat de huidige koning Alexander heette. Ze keek op van het zwaard naar Flynn en besefte dat ze hier niet zomaar voor iemand stond, maar voor een lid van een koningshuis. De neef van de koning van Athea. De koning van Athea. Was haar visioen niet volledig gericht geweest op een koning? En de vlaggen, het wapen, alles kwam haar bekend voor. Het beeld van Flynn de Bois afgetekend tegen de kooi met de witte pauw erin. Haar pupillen schoten in hoog tempo heen en weer terwijl ze nadacht en alles probeerde te laten bezinken.
Toen ze diep inademde om zichzelf te kalmeren, richtte ze haar ogen weer op naar Flynn. Achter hem, door de kleine, hoge raampjes, zag ze hoe de nacht niet meer zwart was, maar langzaam over ging in lichtere kleuren. Het werd ochtend. Het werd ochtend, en zij was een gigantisch eind verwijderd van de tempel waar ze deze nácht – en dus niet deze ochtend – was terugverwacht. “Oh nee-“ mompelde ze. Verder had ze nog altijd niets gezegd, en ze voelde zich zo dom. Ze had geen idee wat ze moest doen, wat ze moest zeggen. Ze wist dat Flynn waarschijnlijk verwachtte dat ze onder de indruk was en dit was ze ongetwijfeld, maar de consequenties van het zien van deze naam op het zwaard waren voor haar veel groter dan enkel verbazing of verlegenheid. En ze zag geen enkele manier waarop ze Flynn daar nu over kon vertellen en tegelijkertijd geen enkele manier waarop ze nu kon doen alsof ze wel enkel trots was om nu in de aanwezigheid van koninklijk bloed te zijn. Het enige wat ze wist, was dat ze zo snel mogelijk terug moest naar de tempel in de hoop dat niemand haar had gemist en dat ze ongemerkt bij haar bed zou kunnen komen.
“Ik moet – eh, ik moet gaan,” sprak ze wat hakkelend. Voorzichtig legde ze het zwaard neer, maar pakte vervolgens zijn hand weer om, terwijl ze een veel te late buiging maakte, haar lippen op de zegelring aan zijn vinger te drukken, zoals dat de bedoeling was bij leden van de koninklijke familie. “If you would excuse me, Your Highness,” bij dit laatste grijnsde ze speels en zonder te wachten of hij haar zou excuseren draaide ze zich om en verdween ze met wapperende rokken terug het dek op, de loopplank over, de haven uit.